Het labyrinth
Het labyrint spreekt tot de verbeelding. De meestal rationeel ogende omtrek wekt de verwachting van een voorspoedige reis naar het centrum, waar een andere kijk op de wereld wordt voorgespiegeld. Maar eenmaal binnen raakt men het spoor echter snel bijster. Slechts in opperste concentratie, stappen en hoeken tellend, is te achterhalen welke paden al begaan zijn en welke nog niet. Geen wonder dat de labyrinten in laat-middeleeuwse kerken wel geïnterpreteerd worden als verbeelding van symbolische pelgrimages voor de vromen die de echte tocht naar Jeruzalem niet konden ondernemen. Het labyrint wordt op die manier opgevat als imaginaire geografie
Labyrinten, kronkelende dwaalwegen en geometrische diagrammen zijn in het werk van Margreet Bouman volop aanwezig. Voor haar zijn het denkmodellen, die ordening aanbrengen in het onbegrensde schemerrijk van het onderbewuste. Daarmee sluit ze aan bij de traditionele betekenis van het labyrint als de kosmos op schaal.
Een gedachte dwaalt af, zakt weg in het onderbewuste, bereikt af en toe een punt van herkenning, draait rond zonder zeker te weten of het doel nader komt, en bereikt dankzij die herkenningspunten uiteindelijk de plaats van bestemming. Thema in Boumans vroegere werk was ook die persoonlijke binnenwereld waar associaties vrij spel hebben. In schemering (1988) en Het zevende continent (l 989/90), zijn daarvan goede voorbeelden. Nu ze is gestuit op het denksysteem in het hoofd, doet ze verwoede pogingen een verband aan te brengen tussen het bewuste en onderbewuste. Strukturen (1990) is daarvan een eerste neerslag in een reeks. De kop, sjabloon van een zelfportret is nog steeds toegangspoort tot de innerlijke wereld maar ook schakel naar de bewuste wereld. De kop bevat het geheim van het labyrint.
Al deze recente schilderijen stellen de vraag naar het verloop van het denken aan de orde: welk patroon volgt een gedachte in het hoofd, welk patroon neemt een gedachte van buiten mee naar binnen en vice versa. De relatie tussen de twee polen van het denken, het bewuste en het onbewuste, leidt tot steeds nieuwe strukturen.
In sommige schilderijen vallen die twee werelden samen zoals in Binnen/buiten-buiten/binnen (1992). In andere is de wisselwerking zichtbaar: patronen herhalen zich van de randen van het schilderij naar binnen toe, maar raken niet verstrikt. Het labyrint is bij Bouman nooit een nachtmerrie, maar een uitdaging, een systeem dat hoe paradoxaal van aard ook, de chaos beteugelt.
Els van Strien 1993